Tuurlijk, je moet controle houden over je woede, maar probeer het ook niet te vernietigen.
Ik heb zoveel negatieve dingen over woede gepubliceerd, dat het wel vreemd lijkt dat ik nu de behoefte heb om iets positievers over deze emotie te schrijven. Het is niet zo dat ik woede niet meer zie als iets gevaarlijks in de meeste opzichten – zowel naar je relaties toe als voor je eigen fysieke en mentale gezondheid. Maar woede heeft een aspect dat – in bepaalde omstandigheden – van onschatbare waarde is.
Om te beginnen is het belangrijk om te beseffen dat woede de ene emotie is die rechtvaardigt om gezien te worden als moralistisch. Het heeft alles te maken met waarden: het systeem van ethiek waaraan je persoonlijk toegewijd bent. In feite zou het gevoel helemaal niet bestaan als je niet in staat was om blijk van verontwaardiging te uiten wanneer iets of iemand onrechtvaardig is. En door geïrriteerd te zijn over wat jij ziet als verkeerd of onrecht, kun je de onmiddellijke – en belangrijke – voldoening van het hoog houden van het moraal ervaren (slechts één van de vele redenen waarom woede zo verleidelijk is!).
Bijvoorbeeld: als je ontslagen wordt terwijl je ervan overtuigd bent dat jij je werk goed gedaan hebt, maar je baas kan je geen geloofwaardige uitleg geven voor jouw vertrek, dan word je automatisch boos. Immers, je fundamentele gevoel voor eerlijkheid is aangetast. En datzelfde gaat ook op als je het gevoel hebt dat men misbruik van je heeft gemaakt of bij uitbuiting. Op een wat minder persoonlijk niveau, als je er steevast van overtuigd bent dat het minimumloon omhoog moet en je verneemt dat dit door de politiek wordt tegengewerkt, dan maakt dit gevoel van onrechtvaardigheid jou ook terecht boos.
Wat is dus zo positief aan je ergernis of als je ergens aanstoot aan hebt? Heel eenvoudig: als je niet krijgt wat je wilt – terwijl je het volgens jou wel verdient (of juist niet) – dan laat jouw woede als reactive een essentiële bevestiging van eigenwaarde zien. Het is een zelfbevestigend protest tegen datgene wat een aanval op jouw morele standpunten opent, wat jou een gevoel van oneerlijkheid of verwerpelijkheid geeft. Woede verdedigt jouw positive en levert je ronduit een behaaglijk gevoel van morele superioriteit over datgene wat jou tegenwerkt. Maar meer nog beperkt het de kansen dat je in een pessimistische houding met passieve gelatenheid belandt, wat kan resulteren in je nederlaag.
Dus, kun je in zulke omstandigheden waarderen hoe je woede je kan helpen om je kritieke gevoelens voor eer, belang en zelfrespect te onderhouden? En dat dit dieper liggende respect voor je eigen positie eigenlijk jouw gevoel van vijandigheid aanstuurt? Of je woede openlijk geuit of behoedzaam ingehouden wordt, het stelt je in staat om je waardigheid te behouden en je principes staande te houden (toegegeven, in bepaalde gevallen zelfs als dergelijke principes puur eigenbelang zijn). Tegenover hetgeen wat jou tegenwerkt bevestig je krachtig voor jezelf wat jij denkt dat goed is: zoals het zou moeten zijn versus een realiteit die verre van jouw principes is. Jouw oprecht voelende protest herstelt op z’n minst enig gevoel van beheersing. En hoewel dit gevoel van beheersing niet goed zou kunnen voelen, mag het toch alles zijn wat de situatie toestaat.
Ik besef heel goed dat deze gerechtigheid gemakkelijk kan veranderen in zelf-gerechtigheid. Wat – uiteraard – geen bewonderenswaardige houding is, dat alleen jouw standpunt gerechtvaardigd is en dat verder iedereen het bij het verkeerde eind heeft. En deze vooringenomenheid, bekrompenheid of arrogantie is zeker niet iets wat ik zou bepleiten. Want jezelf opstellen als tegenstander jegens anderen als zij het niet met je eens zijn is niet goed voor jou en je relaties. (En, wat dat betreft, vooral niet ethisch.) Nee, de woede waarover ik het hier heb – hoewel het defensief, schijnheilig of kleingeestig zou kunnen lijken – is totaal iets anders. Ik zal een voorbeeld geven van waarom deze gerechtigde (maar niet zelf-gerechtigde) woede cruciaal kan zijn voor het behoud van een positief zelfbeeld en staat van welzijn.
Stel dat je bent opgegroeid met een ouder – of ouders – die altijd maar kritiek op je hadden. Zij stelden veel te hoge en onrealistische verwachtingen en gaven je routinematig de schuld van wat dan ook. Hoe hard je ook je best deed, je kon hen nooit tevreden stellen. Wat je ook deed, je deed het nooit goed genoeg. Hoe je je ook inzette, hoe je je prestaties ook verhief, ook al legde je de lat elke keer hoger om hun goedkeuring te krijgen, je successen waren niet meer dan wat er van je verwacht werd en werden nauwelijks erkend.
Als je je weerloos liet leiden door hun herhaaldelijke negatieve bevindingen, dan zou je in een chronische depressie belanden (iets wat ik vele malen gezien heb bij mijn cliënten). Je zou een op schaamte gebaseerde identiteit ontwikkelen, ervan uitgaande dat je nooit goed geweest bent en ook nooit goed zult zijn. Maar, stel je eens voor dat je al deze onophoudelijke vernederingen, gemaaktheden of verwaarlozingen niet geslikt hebt. Misschien had je hechte vrienden die je regelmatig een heel ander en veel positiever gevoel over je eigenwaarde gaven. Of je grootouders bevestigden regelmatig hoe goed je was en je werd door hen geaccepteerd. Of de ouders van een of meer van je vrienden. Of een leraar, die doorhad dat er iets mis was met hoe je ouders jou opvoedden, nam je onder zijn of haar hoede. Enzovoort. Kortom, als er een dergelijke sterke tegenkracht zou zijn tegen de ongunstige invloeden die jouw zorgdragers op je emotionele gesteldheid teweegbrengen, voel je waarschijnlijk geen afkeuring naar jezelf, maar rechtvaardige woede richting hen.
Deze woede – de ene emotie die zo intiem verbonden is aan de bevestiging van je eigenwaarde en waardigheid onafhankelijk van de negatieve invloeden van je zorgdragers – is, psychologisch gezien, niets minder dan levensreddend. Zij is een woede (of verontwaardiging) die je helpt om je goed te voelen over wie jij bent, hoeveel je ouders ook hun best doen om je slecht (tot heel slecht) over jezelf. Onderzoek heeft aangetoond dat een kind vóór het achtste jaar nog geen zelfbeeld kan formuleren dat verschilt van het beeld dat de ouders van hem hebben. Maar als het kind regelmatig wordt bevestigd door anderen en hen dezelfde (of meer) aanzien kan toeschrijven dan dat zij aan hun ouders geven, dan kan de pijnlijke wond van het-niet-geaccepteerd-worden-om-wie-hij-is behoorlijk genezen worden.
Als het kind keihard zijn ouders afwijst omdat zij hem constant naar beneden gehaald hebben, dan zal het kind ongetwijfeld als neveneffect te maken krijgen met zaken rondom woede die al langer sluimeren. Maar ik denk dat de meesten het er wel over eens zijn dat een dergelijke woede nog minder schadelijk is voor een gezonde ontwikkeling dan de depressie die altijd ontstaat wanneer het kind het gevoel heeft minder waard te zijn dan anderen – of hopeloos ondergeschikt. Want in zulke gevallen is de depressie nauw verweven met het onvermogen van het kind om zichzelf te vinden. En natuurlijk, leven vanuit zelfverachting is volstrekt onverenigbaar met gevoelens van geluk of gemoedsrust.
Dus, als een negatieve kijk van de ouders verweven is in de opgroeifase van het kind, dan is het voor het kind (op termijn) haast onmogelijk om iets als innerlijke tevredenheid te ervaren. En wat betreft het verhelpen van dergelijke ongelukkige situaties, kan het tenslotte een stuk makkelijker zijn om resten van oude woede op te ruimen dan je zelfbeeld helemaal vanaf nul op te bouwen.