De afgelopen weken merkte ik dat ik soms moeite had om overzicht te houden. Niet alleen in mijn werk, maar ook in hoe ik mij verhoud tot de grotere, collectieve bewegingen. Het voelt alsof er op Aarde veel licht én veel donker loskomt, en dat merk ik ook aan mijn eigen energie. Ik ben regelmatig vermoeid en mijn lijf en zenuwstelsel vragen me vaker wat gas terug te nemen.
In de zomervakantie heb ik mezelf dat ook echt gegund. Geen “ik moet nog dit of dat”, maar simpelweg ruimte maken. Niet meteen iets nieuws creëren, maar achteruitstappen, loslaten en reflecteren. En in de ruimte die ontstond, zag ik hoe vaak ik eigenlijk leef vanuit “moeten” in plaats van “willen”. Het is een oud patroon van overleven en controle willen houden die past bij een mannelijke manier van kijken naar de wereld.
Deze tijd vraagt om een verschuiving van de mannelijke manier van steeds maar doorgaan – van moeten – naar de vrouwelijke manier van ruimte maken, – van willen. We worden uitgenodigd om ruimte te geven aan vragen als: Wat geeft mij vreugde? Waar stroomt mijn energie? Waar versnelt die en waar vertraagt die juist? Hoe aanwezig ben ik eigenlijk in het nu?
Ik ervaar het als een overgang: leren mijn leven zó in te richten dat ik met heel mijn hart kan kiezen voor de dingen die ik wíl doen, en tegelijk mijn lichaam kan respecteren wanneer het rust nodig heeft. Het voelt alsof dat de weg vooruit is: bewegen vanuit verbinding met jezelf en van daaruit nieuwe vormen en verbindingen laten ontstaan. Met aandacht en aanwezigheid, geleid door onderscheidingsvermogen, een leven scheppend dat meer ruimte biedt aan het vrouwelijke, aan hart, ziel en hoger zelf.
En in de ruimte die ontstaat, kunnen vreugde, dankbaarheid, compassie en liefde steeds meer naar voren komen. Zodat het vrouwelijke weer in balans met het mannelijke kan gaan leven.
Broodnodig, wat mij betreft…
 
								 
								
 


