Vorig jaar ging ik op een roadtrip door Brits Columbia, in Oregon en Washington. Er zaten veel bergwandelingen tussen, en ik merkte al snel dat hoe dichter ik bij de bergtoppen kwam, hoe moeilijker het werd om te ademen.
En dat kwam niet alleen omdat ik moe was van het urenlange hiken. Moeizaam ademhalen is ook een natuurlijk effect van je op hoogte bevinden, omdat daar minder zuurstof is. Maar de hoogtes waarop ik me bevond konden zich nog lang niet meten met die van de Himalaya of in Peru, dus ik kon me niet voorstellen hoe die mensen kunnen leven terwijl ze zo weinig zuurstof hebben.
Even ter illustratie, op 5.260 meter, zo ongeveer de hoogte van het onderste kamp van de Mount Everest in Nepal, heeft de atmosfeer nog maar 53% van de zuurstof die het op zeeniveau heeft, wat het veel moeilijker maakt om adem te halen en je te bewegen.
Wetenschappers dachten jarenlang dat mensen die op grote hoogtes leven langzaamaan nieuwe en verbeterde rode bloedcellen ontwikkelden, die beter waren in het doorgeven van zuurstof aan spieren en organen, en dat die uiteindelijk alle oude rode bloedcellen hebben vervangen. Dat was een prima verklaring voor hoe hele volkeren op zulke hoogtes kunnen leven. Maar deze theorie biedt geen ruimte voor bergbeklimmers en wandelaars.
Het menselijk lichaam produceert zo’n 2 miljoen rode bloedcellen per seconde, en het zou weken duren om al onze rode bloedcellen te vervangen door nieuwe. De vraag is dus hoe bergbeklimmers kunnen overleven op zulke hoogtes als het ze weken kost om zich te acclimatiseren. Het project AltitudeOmics probeerde hier een antwoord op te vinden, en hun resultaten bewezen dat de oorspronkelijke theorie niet klopte. We kunnen ons niet alleen van de ene op de andere dag aanpassen aan grote hoogtes, deze biologische veranderingen kunnen ook nog eens tot vier maanden aanhouden.
Hoe we echt acclimatiseren aan grote hoogtes
Een nieuw onderzoek in het wetenschappelijk tijdschrift Journal of Proteome bewijst hoe het menselijk lichaam zichzelf aan kan passen aan het klimaat op hoogte. Robert Roach, hoofdwetenschapper en directeur van het Altitude Research Center van de University of Colorado, verzamelde samen met zijn team een groep van 21 vrijwilligers voor hun project AltitudeOmics. De groep vrijwilligers bestond uit 12 mannen en 9 vrouwen tussen de 19 en 23 jaar. Hun taak: klim naar de top van de 5.260-meter hoge Chacaltaya berg in Bolivia, en doe dat niet een, maar twee keer. De deelnemers kregen tussen iedere beklimming maar een week rust. Hun bloed werd gemeten en geanalyseerd voor de beklimming, meerdere keren tijdens de beklimming en als laatste zeven dagen later.
Uit de bloedtesten blijkt dat hun bloedcellen niet werden vervangen door ‘superieure cellen’, maar dat ze fysiek transformeerden binnen een paar uur na de blootstelling aan de toegenomen hoogte op dag 1. Het team was enthousiast over hun bevindingen, omdat de veranderingen die de rode bloedcellen doormaakten veel geavanceerder waren dan verwacht. Daarnaast gaven de vrijwilligers aan dat ze zich aanzienlijk beter voelden toen ze de berg voor de tweede keer beklommen, en ze beschreven het dan ook als plezieriger. Deze veranderingen zijn dus niet voor de korte termijn: rode bloedcellen leven normaliter zo’n 120 dagen, en deze veranderingen houden aan zolang de cellen bestaan. Het onderzoek stelt dan ook:
“Wij hebben het eerste bewijs gevonden voor metabolische aanpassingen in rode bloedcellen die ontstaan binnen enkele uren na blootstelling aan zuurstofgebrek op hoogte.”
Wat we hiervan kunnen leren
De Tibetanen leven al eeuwen gezonde levens in de Himalaya, ondanks het lage zuurstofgehalte en het veronderstelde hoge risico op hoogteziekte.
Een paar jaar geleden ontdekten onderzoekers dat twee varianten van genen de Tibetanen helpen om zuurstof efficiënter te gebruiken dan mensen die op lagere hoogtes wonen. Men nam aan dat door natuurlijke selectie deze Tibetanen beter uitgerust waren, waardoor ze vredig konden leven op grotere hoogtes en jaloezie opwekken bij veel bergbeklimmers. Nu is er bewijs dat zelfs zonder deze genetische variaties, je lichaam nog steeds het vermogen heeft om zich aan te passen aan een klimaat met weinig zuurstof. Wetenschappelijk is dit pas net ontdekt, maar bergbeklimmers beweren al veel langer dat ze voelen dat ze zich na een paar dagen hebben aangepast aan het verschil in hoogte.
Dit onderzoek kreeg veel aandacht onder wetenschappers, met name in de medische sector. Aangezien bloedverlies en lage zuurstofniveaus ernstige complicaties zijn bij trauma’s, kan deze informatie ze wellicht helpen betere behandelingen te ontwikkelen. Angelo D’Allessandro, een biochemicus van het Altitude Research Center, zegt dan ook dat het vinden van manieren om het zuurstofgehalte in het bloed te verhogen in noodsituaties levens kan redden, op en buiten het slagveld.
Leestip:
De mooiste bergwandelingen van Nederland, 13 beklimmingen van 5 tot 15 km
Anderen lazen ook:
- Onderzoek wijst uit wat leven in de buurt van een bos kan doen met je brein
- Dit is wat je lichaam doet als het loopt (+infographic)
- Tijd doorbrengen in de natuur kan wereldwijd $6 biljoen schelen in geestelijke gezondheidszorg, volgens Australische onderzoekers
- Artsen verklaren hoe onze hersens tijdens een boswandeling veranderen