Laatst had ik de volgende droom:
Ik loop een soort ontmoetingsruimte binnen. Centraal in de ruimte staat een grote ronde tafel waar een paar mensen aan zitten, waaronder een oude man. Het is God! Naast hem zit een vrouw, waarmee hij in gesprek is. Ik zou er wel bij willen gaan zitten, maar ik durf niet. Bij de gedachte alleen al blokkeer ik totaal. God is zo bijzonder en hoogstaand; dat maakt dat ik mij verlegen en niet op mijn gemak voel. Wie ben ik dat ik zomaar naast hem zou gaan zitten! Die vrouw, een zo op het oog heel gewoon iemand, lijkt daar helemaal geen last van te hebben! En de vriendelijke oude man voelt zich zeker niet te goed om aandacht aan haar te schenken. Dus wat let mij?
Even later lopen God en de vrouw samen naar buiten. De oude man heeft een betraand gezicht en ik vraag me af of het verdriet of ontroering is. De vrouw veegt liefdevol de tranen uit zijn gezicht. Mijn kans om contact met God te maken is verkeken…..
Ik realiseer me dat de droom me wil vertellen dat juist de eenvoudige mensen, zonder al te veel ego makkelijker in contact kunnen komen met God, oftewel het goddelijke in henzelf. God is in mijn droom iemand die geen moeite heeft zijn gevoelens te laten zien, hij heeft geen masker op, net als de vrouw, die gewoon zichzelf is.
Uiteraard geeft deze droom een heel ander beeld van God dan de meeste godsdiensten ons voorhouden.
Mijn niet-religieuze opvoeding
Mijn ouders kwamen beiden uit een niet-religieus gezin en voedden ons ook zo op. Wel kwam ik onontkoombaar in contact met religie toen wij in mijn vroege jeugd in de jaren vijftig een aantal jaren in het katholieke bolwerk Nijmegen woonden. Om ons heen in de straat waren allemaal grote gezinnen in veel te kleine huizen, die zwaar katholiek waren. Die waren niet bepaald reclame voor het geloof! De opvoeding bestond eruit dat de kinderen met de duivel werden gedreigd als ze zich niet gedroegen, of in het kolenhok werden opgesloten. Iedereen die niet katholiek was zou vanzelf in de hel komen. Dat gold voor protestanten, maar al helemaal voor ‘heidenen’ zoals wij. God zag alles en je moest vooral regelmatig biechten, ook als je dacht dat je niets verkeerds gedaan had, want er was altijd wel iets dat God niet zag zitten.
Mijn ouders werden als reactie hierop lid van het Humanistisch Verbond en leerden ons dat God een verzinsel was van de mens, die daarmee de verantwoordelijkheid voor zijn eigen leven bij een hogere macht neerlegt. Zo werd ik vanzelf atheïst. Toch was ik wel degelijk geïnteresseerd in spiritualiteit, maar dan vooral in het bovennatuurlijke, in paranormale verschijnselen. De Dageraad der Magiërs van Pouwels en Berger, was het eerste spirituele boek dat ik op dat gebied las, begin jaren 70. Het was immens populair. Verder las ik in die tijd het beroemde, maar uiteraard controversiële boek Waren de goden kosmonauten? uit 1968 van Erich von Dänicken. In dat boek draagt de schrijver allerhande bewijsmateriaal aan om duidelijk te maken dat wat de mensen uit het verre verleden aanzagen voor Goden die uit de hemel neerdaalden in werkelijkheid wezens van andere planeten waren, die de aarde bezochten en zich bewust vermengden met de inheemse bevolking, waardoor die zich veel sneller ontwikkelde dan via evolutie mogelijk zou zijn geweest. De plotselinge verschijning van hoogstaande culturen, zoals die van de Babyloniërs en Sumeriërs en later de Egyptenaren waren op die manier te verklaren. Ik had er geen moeite mee om hierin mee te gaan. Het was in wezen een variant op wat ik geleerd had in mijn jeugd: God is een projectie van de mens en bestaat niet, althans niet in de beperkte vorm waarin de meeste religies hun volgelingen dat leren.
Al dat is
Wat is God dan wel? Ik kan mij het beste vinden in de omschrijving: Al dat is; of: de intelligentie die in alles aanwezig is; of: God is in alles aanwezig, in het kleinste, zowel als het grootste, de micro kosmos en de macro kosmos. En als God in alles aanwezig is, waarom dan niet in ons? Wij zijn in die visie afsplitsingen van de goddelijke intelligentie die ten grondslag ligt aan alles wat geschapen is. Ook wij hebben die scheppingskracht in ons, al zijn we ons dat veel te weinig bewust. Met die opvatting over wat God is, kan ik goed leven. De meeste religies zijn echter bevreesd dat ze daarmee hun macht uit handen zouden geven, en natuurlijk is dat ook zo. De mens is niet klein en zondig, maar groots en machtig, als je het zo beschouwt.
We zijn dus veel groter dan we denken, maar tegelijk komen we dichter bij onze goddelijke kern als we minder last van ons ego hebben. Dat wil zeggen: als we werkelijk onszelf durven zijn in al onze menselijke onvolmaaktheid: klein en kwetsbaar op zijn tijd, maar ook zonder angst onze kracht en grootsheid kunnen laten zien.
Wij zijn allemaal één
In mijn boek Vederlicht – leven en werken met spirituele gidsen voer ik gesprekken met mijn gids. Wij bespreken onder andere verschillende populaire new-age denkbeelden, zoals ‘wij zijn allemaal één’ en ik stel daarbij de vraag hoe je dit uitgangspunt nu concreet in je dagelijks leven kunt toepassen. Als wij allemaal één zijn, hoef je nooit bang te zijn dat je niet goed genoeg bent, maar ook houdt het in dat je alle andere mensen, ook die personen die je tegenstaan, als gelijkwaardig aan jou beschouwt en ze zeker niet veroordeelt. Ik citeer hier enkele fragmenten uit dit hoofdstuk:
Gids: “In ieder mens is een sprankje van het goddelijke aanwezig. Probeer door uiterlijkheden heen te kijken en iemands wezen te zien. Dat is altijd prachtig.”
Ik: “Ik herinner me hoe bij groepstherapiesessies die ik wel eens gevolgd heb, mensen tijdens het werken hun masker lieten vallen, en ons op die manier in hun ziel lieten kijken. Dat was erg ontroerend. Er komt dan een kwetsbaar, gewond kind tevoorschijn, dat je tot diep in je hart kan raken.”
Gids: “De kunst is om bij de ander door dat masker heen te kijken, ook als hij het niet uit zichzelf laat vallen. Train je erin, doe er moeite voor. Je kunt bijvoorbeeld oefenen door op televisie naar mensen te kijken, juist die types waar je een hekel aan hebt, en te proberen dat kwetsbare kind in hem of haar te zien. Wat heeft deze persoon voor masker opgezet om te overleven en wat zit daar achter?”
Een mooi advies, dat natuurlijk niet allen geldt voor mensen waar je een hekel aan hebt, maar ook voor mensen waar je tegenop kijkt. Ook die hebben dat kwetsbare kind in zich. Op dat niveau zijn we echt allemaal gelijk. Als ik me dat realiseer kan ik best aanschuiven bij God!